Het project voor de bouw van een nieuwe school- en jeugdcampus in Vorselaar is lopende. Boven de school wordt tevens een woonst voorzien en zal een conciërge worden aangesteld.
Conform art. 28 §1, 7° Wet OHO vallen arbeidsovereenkomsten niet onder de wet OHO en dient er dus geen overheidsopdracht te worden georganiseerd, maar dient de wetgeving inzake de rechtspositieregeling te worden nageleefd.
Gezien conciërge zal wonen op de plaats van tewerkstelling gaat het wel om een bijzondere situatie.
Tewerkstelling
De tewerkstelling van conciërges kan contractueel of statutair zijn. Artikel 169 van het BVR rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 stelt dat de conciërge ofwel het genot krijgt van de kosteloze huisvesting met gratis verwarming en verlichting als voordelen in nature, ofwel een toelage krijgt voor de prestaties gepresteerd als conciërge. Het is aan de gemeenteraad om de keuze voor een van beide opties te maken.
Aanvullend schrijft ook de loonbeschermingswet voor dat een gedeelte van het loon in natura mag worden uitbetaald wanneer deze wijze van betaling gebruikelijk of wenselijk is wegens de aard van de betrokken bedrijfstak of het betrokken beroep. De beschikking die iemand verkrijgt over een woning of een appartement, bedongen in de arbeidsovereenkomst, is dus een element van het loon. De tegenwaarde van het al genoten voordeel in natura wordt in mindering gebracht op het nettoloon, voortkomend uit het totale brutoloon, verminderd met sociale en fiscale bijdragen. Het loon van de conciërge is dus samengesteld uit een deel in speciën en een deel in voordelen in natura.
Het is belangrijk om voorafgaand de schriftelijke schatting van het gedeelte van het loon dat in natura wordt betaald en de voorafgaande kennisgeving daarvan aan de werknemer te voorzien. Dit zijn twee voorwaarden opdat de waarde van de voordeel in natura als loon kan beschouwd worden. Overeenkomstig artikel 6, §1, 4de lid Loonbeschermingswet mag het voordeel in natura 40% van het brutoloon bedragen indien het de terbeschikkingstelling van een huis of appartement betreft.
Naar arbeidstijd toe is de arbeidstijdenwet van 14 december 2000 van toepassing aangezien de conciërge is tewerkgesteld door het lokale bestuur. Het is van belang om te concretiseren wat we verwachten van de conciërge naar takenpakket toe, naar fysieke aanwezigheid op de vloer én naar beschikbaarheid toe. Er zijn reeds een aantal uitspraken geweest o.m. van het Arbeidshof in Antwerpen, waarin wordt gesteld dat voor zover de conciërge niet fysiek aanwezig dient te zijn op de werkvloer, maar hij wel beschikbaar dient te zijn om eventuele oproepen te beantwoorden, deze periodes van beschikbaarheid uitgesloten zijn van het begrip arbeidsduur.
Huurovereenkomst?
Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe Vlaamse Woninghuurdecreet op 1 januari 2019 wordt er onder art. 5§3 bepaald dat de regeling m.b.t. woninghuur voor hoofdverblijfplaatsen niet van toepassing is als de overeenkomst op grond waarvan de woning aan de huurder wordt toegewezen, ondergeschikt is aan de hoofdovereenkomst die betrekking heeft op de functie of de bedrijvigheid van de huurder. De brochure van de overheid (website Agentschap Wonen Vlaanderen) verwoordt het als volgt: Titel 2 van het Vlaams Woninghuurdecreet is niet van toepassing als de huurovereenkomst voor de woning ondergeschikt is aan een huurovereenkomst rond de beroepsbezigheden van de huurder. De brochure geeft zelf als voorbeeld de conciërgewoning.
Er dient dus geen aparte huurovereenkomst te worden afgesloten.
Het niet toepasselijk zijn van het Woninghuurdecreet maakt ook dat een aantal bijzondere beschermingen in hoofde van de huurder niet van toepassing zijn, zoals de termijnen inzake een einde van de huur waarbij de huurder nog recht heeft op een aantal maanden gewaarborgde bewoning.
Het gegeven dat de woonst ondergeschikt is aan of onderdeel is van de arbeidsovereenkomst als voordeel van alle aard, maakt dat het recht op bewoning in principe onmiddellijk wordt beëindigd als de arbeidsovereenkomst een einde kent. Hier zijn praktische oplossingen voor in de zin van het opnemen van termijnen in de arbeidsovereenkomst waarbij bijvoorbeeld een maand de tijd wordt verleend het pand te ontruimen. Deze termijn mag best niet te lang zijn, gezien men anders onnodig de bescherming van het woninghuurdecreet inroept, doch ook opdat de woonst ter beschikking kan worden gesteld aan de volgende conciërge. Ingeval van blijvende bezetting kan een dwangsom voorzien worden en een uitdrijving plaatsvinden.
Bij de tewerkstelling van de conciërgefunctie te kiezen voor het principe van kosteloze huisvesting, waarbij dit voordeel beschouwd wordt als een aanvullend voordeel in natura dat wordt gegeven naast het salaris. Het personeelslid ontvangt dus een wedde van een bepaalde salarisschaal en ontvangt daarbovenop het aanvullend voordeel in natura.